06/07/2020
Wanneer echtgenoten huwen onder het wettelijk stelsel, creëert dit stelsel drie vermogens: een eigen vermogen van elk van de echtgenoten en een gemeenschappelijk vermogen. In dit gemeenschappelijk vermogen vallen de beroepsinkomsten, en het vermogen dat de partners opbouwen tijdens het huwelijk. Dit gemeenschappelijk vermogen komt beide partners in gelijke mate toe, zelfs al heeft de ene partner minder verdiend en ongeacht op wiens naam het vermogen staat.
Maar past dit in een vennootschapsrechtelijke context? Maakt een echtgenoot ook aanspraak op de inkomsten in een vennootschap waar enkel de andere echtgenoot actief is? En heeft die echtgenoot ook inspraak? Van wie zijn de aandelen? En wat dan in het geval van echtelijke moeilijkheden?
De wetgever heeft een regeling getroffen en verfijnde één en ander met de wetswijziging van 22 juli 2018. De bijzondere regeling geldt voor aandelen verkregen met gemeenschapsgelden die zijn ingeschreven op naam van één echtgenoot, en dit in een vennootschap waar de overdracht van aandelen niet vrij is of in vennootschappen waar enkel de echtgenoot-aandeelhouder een functie als zaakvoerder of beheerder uitoefent.
Wij verduidelijken hieronder aan de hand van een voorbeeld.
Jan en Eline huwen onder het wettelijk stelsel. Na enkele jaren huwelijk, zegt Jan zijn job op en opent hij een eigen slagerij. Hij richt hiervoor een vennootschap “BV De Slager” op, en het startkapitaal van 50.000 EUR wordt betaald met de spaargelden van het koppel opgebouwd na het huwelijk. Eline werkt niet mee in de zaak, en zet haar dagtaak als lerares verder. De aandelen worden om die reden allen ingeschreven op naam van Jan. Jan en Eline groeien uit elkaar en het komt tot een echtscheiding. Op dat moment zijn de aandelen van de vennootschap 100.000 EUR waard.
Hoewel de echtgenoten de vennootschap oprichtten tijdens het huwelijk, is het niet logisch dat bij een echtscheiding Eline de helft van de aandelen zou kunnen claimen of dat zij als ex-echtgenoten samen het bestuur van de vennootschap zouden moeten verderzetten. Omgekeerd lijkt het bijzonder onrechtvaardig dat Eline niet haar deel in de vennootschap zou krijgen. Zij heeft niet alleen bijgedragen bij de betaling van het startkapitaal, maar ook de meerwaarde werd opgebouwd tijdens het huwelijk.
De wet komt hieraan tegemoet door een opdeling te maken tussen “titre” en “finance”.
De “titre” omvat de lidmaatschapsrechten en het recht om als eigenaar te handelen. Deze rechten zullen, ondanks het feit dat de vennootschap werd opgericht tijdens het huwelijk met gemeenschapsgelden, enkel Jan toekomen. Jan krijgt met andere woorden de aandelen toebedeeld en kan de vennootschap verder alleen besturen.
De “finance” of de vermogenswaarde van de aandelen behoort daarentegen wel tot het gemeenschappelijk vermogen. Eline zal dus wel degelijk aanspraak kunnen maken op de helft van de waarde van de aandelen. Voor de wetswijziging van 2018 gebeurde deze waardering op het moment van de verdeling. Aangezien een vereffening-verdeling meerdere jaren kan aanslepen, aandelen gedurende die periode in waarde konden dalen of stijgen (al dan niet door toedoen van de ex-echtgenoot), leidde deze bepaling in de praktijk tot enorme discussies is duidelijk. Om hieraan tegemoet te komen voorziet de wetgeving thans dat de waardering gebeurt op de datum van de opstart van de echtscheiding. Het risico op waardedaling, maar ook de eventuele meerwaarde na die datum blijft dus bij de ex-echtgenoot die de aandelen verkrijgt.
Meteen is ook duidelijk waarom het toepassingsgebied van de bijzondere regelgeving beperkt is: wanneer Jan en Eline samen als zaakvoerder in de vennootschap actief zouden zijn, en de aandelen zouden zijn ingeschreven op beider naam, bestaat er geen noodzaak om de opdeling te maken tussen de vermogensrechten en de lidmaatschapsrechten. In dat geval zijn de aandelen in hun geheel gemeenschappelijk. De regeling geldt uiteraard ook niet voor aandelen die eigen zijn van één echtgenoot (bijvoorbeeld omdat de vennootschap door één echtgenoot werd opgericht voor het huwelijk of de aandelen via schenking of nalatenschap verworven werden).
Besluit:
Het verzoenen van de regels van het huwelijksvermogensrecht met de realiteit van een vennootschap, blijkt niet altijd evident. De wetgever heeft met de wet van 22 juli 2018 een aantal knelpunten aangepakt. Niettemin blijft de regelgeving bijzonder complex en is het aan te raden gespecialiseerd advies in te winnen wanneer u vragen heeft.
De expertises
Ons kantoor
Contacteer ons
2024 Opdebeeck Advocaten | Algemene voorwaarden | Privacy policy | Disclaimer | website: adfun.be